Zoek een zeldzame ziekte
Andere zoekoptie(s)
Diamond-Blackfan anemie
Definitie ziekte
Een congenitale, niet-regeneratieve en vaak macrocytaire anemie met erytroblastopenie.
ORPHA:124
Classification level: Aandoening- Synoniem(en):
- Congenitale PRCA
- Congenitale zuivere erytrocytaire aplasie
- Diamond-Blackfan anemie-syndroom
- Prevalentie: Unknown
- Erfelijkheid: Autosomaal dominant
- Leeftijd bij eerste symptomen: Kindsheid, Neonataal, Kindertijd
- ICD 10: D61.0
- ICD-11: 3A60.1
- OMIM-nummer: 105650 300946 606129 606164 610629 612527 612528 612561 612562 612563 613308 613309 614900 615550 615909 617408 617409 618310 618312 618313 620072
- UMLS: -
- MeSH: D029503
- GARD: 6274
- MedDRA: 10062989
Samenvatting
Epidemiologie
De jaarlijkse incidentie van anemie van Blackfan-Diamond (DBA) in de algemene populatie van Europa wordt geschat op ongeveer 1/150.000. Beide geslachten worden gelijkmatig getroffen en er werd geen etnische predispositie geïdentificeerd.
Klinische beschrijving
De anemie wordt vroeg in het leven ontdekt, meestal binnen de twee eerste levensjaren; diagnose na de leeftijd van vier jaar is zeer onwaarschijnlijk. Bleekheid en dyspneu, vooral tijdens voeding of lactatie, zijn de voornaamste waarschuwingstekens. Bleekheid is geïsoleerd, zonder organomegalie, tekenen die wijzen op hemolyse of betrokkenheid van andere hematopoëtische cellijnen. Meer dan de helft van alle DBA-patiënten presenteren zich met kleine gestalte en congenitale anomalieën, met als meest frequente craniofaciale anomalieën (syndroom van Pierre-Robin en gespleten verhemelte), afwijkingen van duim, en urogenitale anomalieën. Zwangerschap van een vrouw met DBA wordt nu beschouwd als risicovol, zowel voor moeder als kind. Patiënten mat DBA kunnen ook een hoger risico lopen op leukemie en kanker.
Etiologie
Thans worden causale mutaties van de ziekte geïdentificeerd bij 40-45% van de patiënten. Alle betrokken genen coderen voor ribosomale proteïnen (RP's) van ofwel de kleine (RPS7, RPS17, RPS19, RPS24) of de grote (RPL5, RPL11, RPL35a) subeenheid van ribosomen. Mutaties in RPS19, RPL5 and RPL11 worden aangetroffen bij respectievelijk 25%, 9% en 6,5% van de patiënten, terwijl de andere genen elk bij slechts 1 tot 3% van de gevallen betrokken zijn. De enige duidelijke correlatie tussen genotype en fenotype die tot dusver werd vastgesteld, is het frequent voorkomen van craniofaciale anomalieën bij dragers van een mutatie in RPL5 en RPL11, en het zelden voorkomen van deze anomalieën bij dragers van een mutatie in RPS19.
Diagnostische methodes
Bij een kind met anemie en erytroblastopenie kan de diagnose ondersteund worden door een familiegeschiedenis (10-20% van de gevallen), geassocieerde malformaties (40% van de gevallen), en verhoogd erytrocyt adenosinedeaminase (EAD), een frequent maar niet-specifiek teken dat ook kan optreden bij familieleden in afwezigheid van andere symptomen van DBA. Detectie van een causale mutatie van de ziekte is relevant voor de diagnose.
Differentiële diagnose
De differentiële diagnose dient onder meer transiënte erytroblastopenie, chronische infectie met parvovirus B19, en andere congenitale anemieën te omvatten.
Antenatale diagnose
Erfelijkheidsadvies en prenatale diagnose zijn moeilijk vanwege het variabele klinische beeld en het feit dat bij slechts 40-45% van de patiënten mutatie in een RP-gen wordt geïdentificeerd. Bij familiale gevallen bedraagt het herhalingsrisico 50%. Nauwgezette opvolging met echografie tijdens de zwangerschap wordt aanbevolen voor alle gevallen.
Genetisch advies
DBA wordt overgeërfd als een autosomaal dominante eigenschap met variabele penetrantie.
Beheer en behandeling
De twee voornaamste therapeutische benaderingen zijn regelmatige transfusies en langdurige therapie met corticosteroïden. De behandeling dient aangepast te worden aan elk individueel geval en naargelang de leeftijd van de patiënt. Toediening van steroïden dient vermeden te worden tijdens het eerste levensjaar. Kleine gestalte, als deel van het syndroom en als gevolg van complicaties gerelateerd aan de behandeling (steroïden, hemochromatose), is een groot probleem voor deze patiënten. Allogene beenmergtransplantatie dient besproken te worden voor corticoresistente patiënten wanneer een niet-getroffen en HLA-identieke broer/zus beschikbaar is.
Prognose
De prognose is doorgaans goed. Complicaties van de behandeling en een hogere incidentie van kanker kunnen echter de levensverwachting reduceren. De ernst van de ziekte hangt af van de kwaliteit van en de reactie op behandeling. Bij patiënten die regelmatige transfusies ondergaan, is de levenskwaliteit duidelijk gewijzigd.
Er is een tekst voor deze aandoening beschikbaar in het Deutsch (2009) English (2009) Español (2009) Français (2009) Italiano (2009) Português (2009) Slovak (2009, pdf)
Gedetailleerde informatie
Het brede publiek
- Artikel voor het grote publiek
- English (2012) - Socialstyrelsen
- Svenska (2016) - Socialstyrelsen
Richtlijnen
- Richtlijnen voor spoedgevallen
- Italiano (2012, pdf) - Orphanet Urgences
- Français (2022, pdf) - Orphanet Urgences
- Richtlijnen klinische praktijk
- English (2016) - Br J Haematol
- Français (2019) - PNDS
Overzichtsartikelen over ziekten
- Clinical genetics review
- English (2023) - GeneReviews
Beperking
- Handicap informatiefiche
- Français (2018, pdf) - Orphanet
Genetische testen
- Guidance voor genetische testen
- English (2011) - Eur J Hum Genet


Aanvullende informatie