Zoek een zeldzame ziekte
Andere zoekoptie(s)
Syndroom van Witteveen-Kolk
Definitie ziekte
Een zeldzaam, genetisch syndroom van neurologische ontwikkelingsachterstand, gekarakteriseerd door milde intellectuele achterstand, ontwikkelingsachterstand, dysmorfe gelaatskenmerken, groei- en voedingsproblemen, hypotonie, epilepsie, gedragsproblemen, en allerlei congenitale anomalieën.
ORPHA:500163
Classification level: Aandoening- Synoniem(en):
- SIN3A-gerelateerde intellectuele achterstand-syndroom
- WITKOS
- Prevalentie: <1 / 1 000 000
- Erfelijkheid: Autosomaal dominant
- Leeftijd bij eerste symptomen: Antenataal, Neonataal
- ICD 10: -
- OMIM-nummer: -
- UMLS: -
- MeSH: -
- GARD: -
- MedDRA: -
Samenvatting
Epidemiologie
Er werden ongeveer 40 individuen met mutaties in SIN3A gerapporteerd. Mannen en vrouwen worden in gelijke mate getroffen.
Klinische beschrijving
Individuen presenteren zich mogelijk met groei- of voedingsproblemen, ontwikkelingsachterstand en/of intellectuele achterstand. Doorgaans is de intellectuele achterstand mild (geen cognitieve functiestoornis bij 25%). Intelligentietesten tonen doorgaans een disharmonisch profiel met een voorkeur voor verbaal IQ. Faciale kenmerken zijn onder meer hoog en breed voorhoofd, schuin naar beneden hellende ooglidspleten, en een driehoekig aangezicht met een puntige kin en dunne bovenlip. De helft van de patiënten vertoont epilepsie en/of hypotonie. Een derde van de patiënten lijdt aan een psychiatrische aandoening of een gedragsstoornis, waaronder aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit, autismespectrumstoornis, agressief gedrag, obsessieve compulsieve stoornis, depressie, psychose, angst, en schizoaffectieve stoornis. Overige manifestaties die werden gerapporteerd, zijn microcefalie, kleine gestalte, defect van gehemelte, gehoorverlies, anomalieën, en hyperlaxiteit. Hersenafwijkingen waaronder ventriculomegalie, anomalieën van corpus callosum, cerebellaire atrofie, of Chiari-malformatie type 1 zijn aanwezig bij een minderheid van de patiënten. Bij een minderheid van de patiënten kunnen ook congenitale anomalieën voorkomen, zoals bekkennier, atrium-/ventrikelseptumdefecten (ASD/VSD), cystocele, urethrocele, en verdikte aortaklep. Individuen met 15q24-microdeletiesyndroom hebben een heterogener fenotype met matige tot ernstige intellectuele achterstand en bijkomende kenmerken afhankelijk van de andere genen die omvat zijn in de deletie.
Etiologie
De aandoening wordt veroorzaakt door mutaties in 'Switch-insensitive 3 transcription regulator family member A' (SIN3A; 15q24.2), of door microdeleties met variabele omvang in de chromosomale regio 15q24 (15q24-microdeletiesyndroom). De microdeleties omvatten vaak, maar niet altijd, SIN3A.
Diagnostische methodes
De meeste gevallen zullen geïdentificeerd worden door ongericht genetisch testen, zoals chromosomale microarray, genpanels voor intellectuele achterstand, of sequentiebepaling van heel exoom of heel genoom. Gericht genetisch testen is mogelijk.
Differentiële diagnose
De meeste gevallen worden geïdentificeerd door gebruik van een ongerichte diagnostische benadering voor syndromale vormen van neurologische ontwikkelingsachterstand of intellectuele achterstand.
Antenatale diagnose
Prenatale diagnose is mogelijk wanneer de pathogene variant reeds eerder werd geïdentificeerd bij een familielid.
Genetisch advies
Overerving gebeurt autosomaal dominant. Erfelijkheidsadvies dient aangeboden te worden aan ouders van getroffen individuen. Het merendeel van de gevallen is sporadisch en dus is in deze gevallen het herhalingsrisico voor broers/zussen laag. Indien een van de ouders getroffen is, bedraagt het herhalingsrisico 50%.
Beheer en behandeling
Aanpak door een multidisciplinair team dient overwogen te worden, onder meer met een pediater, klinisch geneticus, en psychiater. Doorverwijzing naar andere specialisten (e.g. neuroloog, oftalmoloog) wordt geïndiceerd wanneer specifieke problemen vermoed worden. Ontwikkeling dient van dichtbij opgevolgd te worden, en fysio- en spraaktherapie dienen overwogen te worden. Vroege interventie bij psychiatrische aandoeningen of gedragsstoornissen is van belang om optimale behandeling en uitkomst te verzekeren. Clinici dienen zich ervan bewust te zijn dat getroffen individuen waarschijnlijk een disharmonisch intelligentieprofiel hebben; dit leidt al snel tot overschatting van het zelfmanagement van patiënten. Screening op congenitale defecten (bekkennier, ASD/VSD, cystocele, urethrocele, verdikte aortaklep) wordt aanbevolen na de diagnose. Beeldvorming (e.g. MRI) dient niet routinematig uitgevoerd te worden, maar dient overwogen te worden bij klinische aanwijzingen, zoals bijvoorbeeld het optreden van insulten.
Prognose
Er zijn onvoldoende gegevens van longitudinale opvolging beschikbaar om de levensverwachting te bepalen, maar overleving tot in de volwassenheid is mogelijk. Het is waarschijnlijk dat individuen enige mate van ondersteuning zullen vereisen tijdens hun leven. De levenskwaliteit wordt sterk beïnvloed door het voorkomen van psychiatrische en/of neurologische aandoeningen.
Aanvullende informatie