Zoek een zeldzame ziekte
Andere zoekoptie(s)
Congenitale dyserytropoëtische anemie
Definitie ziekte
Congenitale dyserytropoëtische anemie (CDA) is een heterogene groep hematologische aandoeningen met late erytropoëse afwijkingen aan rode cellen die tot anemie leiden. Er werden vijf types CDA gedefinieerd: CDA I, CDA II, CDA III, CDA IV en trombocytopenie met CDA (zie deze termen).
Samenvatting
Epidemiologie
Een globaal prevalentiecijfer is niet precies gekend voor CDA. Gedurende een periode van 42 jaren (1967-2009) werden in Europa 122 gevallen van CDA I en 367 gevallen van CDA II gerapporteerd. Tot op heden werden wereldwijd ongeveer 60 gevallen van CDA III gerapporteerd, alsook 4 gevallen van CDA IV. Er werden drie families met trombocytopenie met CDA gerapporteerd.
Klinische beschrijving
CDA vangt doorgaans aan in de kindertijd of de vroege volwassenheid, zelfs als klinische signalen soms al in de neonatale periode kunnen waargenomen worden. Patiënten delen chroniche anemie met variabele ernst en geelzucht, vaak geassocieerd met splenomegalie en/of hepatomegalie. Symptomen van anemie zijn onder meer vermoeidheid, groeiachterstand bij zuigelingen, hoofdpijn, duizeligheid, beenkrampen, tachycardie en slapeloosheid. Erytropoëse is steeds disfunctioneel, zoals blijkt uit cellulaire abnormaliteiten en erytroïde hyperplasie. Patiënten met CDA I hebben een milde macrocytische anemie met regelmatig splenomegalie en af en toe hepatomegalie. Geelzucht komt met tussenpozen en ongeveer 1/3 van de patiënten vertoont aangeboren misvormingen, meestal met betrekking tot de ledematen, maar ook het hart, de nieren of de heup. De voornaamste complicatie is een teveel aan ijzer, wat tot orgaanschade kan leiden. In CDA II, het meest voorkomende type, worden anemie en/of geelzucht doorgaans vastgesteld in kinderen of jongvolwassenen met splenomegalie. Een overvloed aan ijzer in de lever en galstenen komen veel voor. CDA III is een zeer zeldzaam subtype dat wordt gekarakteriseerd door milde hemolytische anemie en een aanleg voor angioïde strepen in het netvlies, gammopathieën en myeloom. CDA IV wordt gekarakteriseerd door de aanwezigheid van een groot aantal erytrocyten met een kern in het perifere bloed. Trombocytopenie met CDA wordt gekarakteriseerd door dysmorfe erytrocyten en een gering aantal bloedplaatjes.
Etiologie
De etiologie van CDA is niet volledig gedefinieerd. CDA I is het gevolg van mutaties in het CDAN1 gen (15q15.2), dat codeert voor een histon-chaperonne-interagerend proteïne, of in het C15ORF41 gen (15q14), dat codeert voor een voorspeld endonuclease dat mogelijk tussenkomt in de replicatie van DNA en/of assemblage van chromatine. Aangezien sommige gevallen van CDA I in geen van beide genen mutaties vertonen, kan er een derde locus betrokken zijn. De meeste gevallen van CDA II worden veroorzaakt door mutaties in het SEC23B gen (20p11.23), dat codeert voor een coating-proteïne dat tussenkomt in het transport van het reticulum naar het Golgicomplex. CDA III is het gevolg van mutaties in het KIF23 gen (15q23), dat codeert voor een geconserveerd mitotisch kinesine (MKLP1) dat cruciaal is voor de cytokinese. De laatste 2 types van worden veroorzaakt door mutaties in de genen KLF1 (19p13.2) en GATA1 (Xp11.23) die coderen voor erytroïde transcriptiefactoren.
Genetisch advies
CDA I en CDA II worden autosomaal recessief overgeërfd, terwijl CDA III en CDA IV autosomaal dominant worden overgeërfd. Trombocytopenie met CDA heeft een X-gebonden overervingspatroon. Erfelijkheidsadvies is mogelijk voor elk type CDA met een gekende mutatie.
Gedetailleerde informatie
Artikel voor experts
- Samenvatting
- Polski (2013, pdf)
- Suomi (2013, pdf)
- Review artikel
- English (2013)
Aanvullende informatie