Zoek een zeldzame ziekte
Andere zoekoptie(s)
Facioscapulohumerale dystrofie
Definitie ziekte
Een zeldzame neuromusculaire aandoening, gekarakteriseerd door progressieve spierzwakte met focale betrokkenheid van spieren van aangezicht, schouders en ledematen.
ORPHA:269
Classification level: Aandoening- Synoniem(en):
- Dystrofie van Landouzy-Dejerine
- FSH-dystrofie
- FSHD
- Facioscapulohumerale myopathie
- Facioscapulohumerale spierdystrofie
- Myopathie van Landouzy-Dejerine
- Prevalentie: 1-9 / 100 000
- Erfelijkheid: Autosomaal dominant
- Leeftijd bij eerste symptomen: Elke leeftijd
- ICD 10: G71.0
- ICD-11: 8C70.3
- OMIM-nummer: 158900 158901 600416
- UMLS: C0238288
- MeSH: -
- GARD: 9941
- MedDRA: 10064087
Samenvatting
Epidemiologie
Facioscapulohumerale spierdystrofie (FSHD) is een zeldzame familiale aandoening met een geschatte prevalentie van 1/8.000 tot 1/20.000. Het is de derde meest voorkomende vorm van hereditaire myopathie.
Klinische beschrijving
De ziekte kan op elke leeftijd aanvangen. Progressie van de ziekte verloopt meestal traag,, maar sommige patiënten vertonen stabiele periodes gevolgd door periodes met snelle achteruitgang. Vroege aanvang van FSHD is geassocieerd met een meer wijdverspreide spierzwakte. De initiële manifestatie is vaak zwakte van aangezichtsspieren (moeilijkheden met fluiten, glimlachen en sluiten van de ogen), maar de voornaamste klacht kan betrokkenheid van de schouders zijn (moeilijkheden om de armen op te heffen, afstaande schouderbladen en schuin lopende schouders). De ziekte evolueert naar zwakte van onderarmen en zwakte van strekspieren van polsen. Abdominale spieren en distale spieren van onderste ledematen, vooral musculus tibialis anterior (voorste scheenbeenspier), kunnen ook al in een vroeg stadium van de ziekte aangetast worden, terwijl proximale spieren van onderste ledematen pas later getroffen worden. Asymmetrische betrokkenheid van spier wordt vaak beschreven. Er bestaat een significante klinische variabiliteit en er werden reeds atypische manifestaties gerapporteerd. In zeldzame gevallen kunnen ook sensorische, cardiale en neurologische verschijnselen aanwezig zijn.
Etiologie
Er werden twee genetische subtypes van FSHD geïdentificeerd: de klassieke vorm (FSHD1) die is geassocieerd met een pathogene contractie van de D4Z4-herhaling in de regio 4qA van chromosoom 4, en FSHD2 die is geassocieerd met mutaties in SMCHD1 (18p11.32). Bij FSHD1 zijn contracties van de repetitieve elementen geassocieerd met lokale hypomethylatie en een gewijzigde relaxatie van chromatine op chromosoom 4, wat de waarschijnlijkheid van toxische expressie van het gen DUX4 (4q35.2) in skeletspieren verhoogt. Patiënten met FSHD2 die een mutatie in SMCHD1 dragen, hebben uitgesproken hypomethylatie op chromosomen 4 en 10, waardoor chromosoom 4 het toxische DUX4 transcript tot expressie kan brengen.
Diagnostische methodes
Diagnose van FSHD1 wordt gesteld door identificatie van een pathogene contractie van D4Z4 (aantal D4Z4-herhalingen minder dan 10) op het permissieve 4qA-allel van chromosoom 4. In deze situatie is het aantal residuele D4Z4-eenheden omgekeerd gecorreleerd met de ernst van de ziekte. Screening van mutaties in SMCHD1 dient te gebeuren wanneer het fenotype van FSHD niet geassocieerd is met de pathogene contractie van D4Z4 en bij FSHD1-families die gediagnosticeerd werden met 7 tot 10 D4Z4-herhalingen en een ernstig fenotype.
Differentiële diagnose
Atypische gevallen dienen nauwkeurig onderzocht te worden teneinde een concomitante pathologie uit te sluiten. Differentiële diagnoses zijn voornamelijk limb-girdle-spierdystrofie, maar ook neuromusculaire ziekten die zich presenteren met afstaande schouderbladen zoals glycogeenstapelingsziekte door deficiëntie van zure maltase, laat optredende endocriene myopathie, inclusielichaammyopathie met ziekte van Paget van bot en frontotemporale dementie, proximale neuropathieën of neuronopathieën.
Genetisch advies
Bij zowel FSHD1 als FSHD2 gebeurt transmissie op een autosomaal dominante manier. De penetrantie bij FSHD1 is onvolledig en bij ongeveer 30% van de dragers manifesteert de ziekte zich niet. Mozaïcisme zou kunnen verklaren hoe ernstige vormen van de ziekte kunnen voorkomen bij kinderen geboren uit ouders die geen kenmerken van de ziekte vertonen. In sommige families kan digenetische overerving van de genetische factoren voor zowel FSHD1 als FSHD2 de ernst van de ziekte modificeren. Bijgevolg vormen erfelijkheidsadvies en prenatale diagnose een uitdaging.
Beheer en behandeling
De behandeling is symptomatisch en gericht op het verhinderen van stijve en pijnlijke gewrichten door passieve mobilisatie en toediening van pijnstillers. In ernstige gevallen kan ondersteuning van de ademhaling nodig zijn. Chirurgische behandeling omvat fixatie van de schouderbladen, wat tot een verbeterd bereik van de armbewegingen kan leiden.
Prognose
De prognose hangt af van de mate van verlies van functionele capaciteit. De levensverwachting is niet gereduceerd, tenzij respiratoire functies worden aangetast; dit gebeurt echter zelden.
Gedetailleerde informatie
Artikel voor het grote publiek
Artikel voor experts
- Samenvatting
- Russian (2014, pdf)
- Polski (2007, pdf)
- Review artikel
- English (2019)
- Richtlijnen klinische praktijk
- English (2015)
- Français (2021)
- Clinical genetics review
- English (2020)
- Handicap informatiefiche
- Français (2013, pdf)
- Español (2016, pdf)
Aanvullende informatie