Zoek een zeldzame ziekte
Andere zoekoptie(s)
Congenitale deficiëntie van sucrase-isomaltase
Definitie ziekte
Een zeldzame, genetische congenitale intolerantie voor koolhydraten, gekarakteriseerd door gebrek aan endogene activiteit van sucrase, aanzienlijk gereduceerde activiteit van isomaltase, en matige afname van activiteit van maltase, met diarree, abdominale pijn en opgeblazen gevoel, en groeifalen als klinische manifestaties.
ORPHA:35122
Classification level: Aandoening- Synoniem(en):
- CSID
- Congenitale sucrase-isomaltasedeficiëntie
- Congenitale sucrose-intolerantie
- Disacharide-intolerantie
- Prevalentie: 1-5 / 10 000
- Erfelijkheid: Autosomaal recessief
- Leeftijd bij eerste symptomen: Kindertijd, Kindsheid, Puber, Volwassenheid
- ICD 10: E74.3
- ICD-11: 5C61.2
- OMIM-nummer: 222900
- UMLS: C1283620
- MeSH: C538139
- GARD: 6183 7710
- MedDRA: 10066387
Samenvatting
Epidemiologie
De prevalentie van het klassieke type wordt geschat op 1/5.000 in de Europese populatie, maar ligt veel hoger bij inheemse populaties van Alaska, Groenland en Canada. Vele gevallen worden waarschijnlijk niet gediagnosticeerd, vooral patiënten met mildere fenotypes.
Klinische beschrijving
De ziekte vangt doorgaans aan na omschakeling van borstvoeding of flesvoeding met enkel lactose naar voedsel dat sucrose en/of zetmeel bevat. Klinische manifestaties zijn onder meer osmotische diarree, opgeblazen gevoel en abdominaal ongemak, flatulentie en braken. Dit kan resulteren in groeifalen, dehydratie en malnutritie. Mild getroffen individuen kunnen zich presenteren met prikkelbare-darmsyndroom en losse/frequente ontlasting. De ernst van symptomen hangt af van de resterende activiteit van sucrase en isomaltase, alsook van de hoeveelheid suiker en zetmeel die wordt opgenomen, en dus kan de ziekte pas later aanvangen. CSID kan samen voorkomen met deficiëntie van andere disacharidasen (e.g. deficiëntie van lactase, maltase-glucoamylase en/of peptidase).
Etiologie
CSID wordt veroorzaakt door mutaties in genen die coderen voor sucrase-isomaltase (SI), een complex aanwezig in de borstelzoom en vereist voor afbraak van sucrose en zetmeel tot monosachariden. Deze kunnen vervolgens makkelijk geabsorbeerd worden in de darm met behulp van specifieke monosacharide-transporters. Amylase (speekselklieren en pancreas) faciliteert beperkte digestie van zetmeel in voeding tot oligomeren, maar debranching wordt gekatalyseerd door isomaltase. Deficiëntie van SI resulteert in accumulatie van disachariden en oligomeren van glucose in darmlumen, wat de abdominale symptomen veroorzaakt.
Diagnostische methodes
Diagnose kan vermoed worden na presentatie met osmotische diarree, opgeblazen gevoel, abdominale pijn, en groeifalen. Biopsie van mucosa van duodenum of jejunum analyse van disacharidasen is de gouden standaard voor diagnostiek. Stalen moeten onmiddellijk ingevroren worden en in bevroren toestand getransporteerd worden naar een analytisch laboratorium, aangezien pre-analytische fouten resulteren in vals-positieve bevindingen. Diagnose kan verondersteld worden op basis van een vlakke curve bij een tolerantietest voor sucrose en ontwikkeling van gastro-intestinale symptomen, of aan de hand van een waterstof-ademtest met 13C-sucrose, die specifiek noch sensitief is. Genetisch testen is zowel een alternatief voor als een aanvulling van enzymatische studies.
Differentiële diagnose
Differentiële diagnoses zijn onder meer de vele oorzaken van chronische diarree (allergische gastro-enteropathie, coeliakie, ziekte van Crohn, prikkelbare-darmsyndroom, infectie, ernstige gastro-enteritis, cystische fibrose, diverticulitis, intolerantie voor lactose, intolerantie voor glucose-galactose, en intolerantie voor fructose), alsook secundaire oorzaken van deficiëntie van sucrase-isomaltase (medicatie, omgevingsfactoren).
Antenatale diagnose
Prenatale diagnose is mogelijk wanneer er een indexgeval is. Vanwege beschikbaar heid van relatief goede behandelingen en een goede uitkomst wordt prenatale diagnose maar zelden geïndiceerd.
Genetisch advies
CSID wordt overgedragen als een autosomaal recessief of autosomaal dominant kenmerk. Nakomelingen van getroffen individuen zijn obligate dragers. Heterozygote dragers kunnen ook symptomen ervaren, zoals prikkelbare-darmsyndroom.
Beheer en behandeling
Behandeling was gebaseerd op en strikt dieet arm aan sucrose en zetmeel. Dit is echter uitdagend en meestal nog steeds geassocieerd met CSID-symptomen. Regelmatige consultatie bij een diëtist wordt sterk aangeraden. Adjuvante enzymvervangingstherapie (EVT) met sacrosidase wordt aanbevolen ter ondersteuning van digestie van sucrose. De hoeveelheid enzym die wordt toegediend, dient getitreerd te worden op basis van de resterende activiteit van sucrase en de hoeveelheid sucrose in het dieet. EVT met sacrosidase corrigeert echter niet voor abnormale digestie van zetmeel, en patiënten behandeling met sacrosidase ondergaan zijn vaak niet vrij van symptomen en dienen nog steeds een dieet met weinig zetmeel te volgen. Andere op maat gemaakte enzympreparaten verdeeld door gespecialiseerde apothekers bevatten een combinatie van sacrosidase, amylase en amyloglucosidasen, en faciliteren volledige digestie van zetmeel tot monomeren. Vitamin supplementation is typically required in infants and children.
Prognose
Beperkingen in het dieet reduceren doorgaans symptomen, maar zijn vaak ontoereikend bij de meeste patiënten. Behandeling met sacrosidase is effectief maar kan de digestie van zetmeel niet bewerkstelligen, en dus is beperking van de opname van zetmeel nog steeds vereist. Verbeterde enzymvervangingstherapie beperkt de nood voor een dieet arm aan zetmeel bij vele patiënten, en vaak is zelfs een normaal dieet zonder beperkingen mogelijk.
Er is een tekst voor deze aandoening beschikbaar in het Deutsch (2007) Italiano (2007) English (2020) Español (2020) Français (2020) Russian (2020, pdf) Suomi (2020, pdf)
Aanvullende informatie