Zoek een zeldzame ziekte
Andere zoekoptie(s)
Myoclonus - dystonie-syndroom
Definitie ziekte
Myoclonus-dystoniesyndroom (MDS) is een zeldzame bewegingsstoornis die wordt gekarakteriseerd door lichte tot matige dystonie samen met ''bliksemachtige'' myoclonische convulsies.
ORPHA:36899
Classification level: Aandoening- Synoniem(en):
- Alcoholresponsieve dystonie
- Erfelijke essentiële myoclonus
- Myoclonische dystonie
- Prevalentie: 1-9 / 1 000 000
- Erfelijkheid: Autosomaal dominant of Niet toepasbaar
- Leeftijd bij eerste symptomen: Kindertijd, Puber, Volwassenheid
- ICD 10: G24.1
- OMIM-nummer: 159900 616398
- UMLS: C1834570
- MeSH: C536096
- GARD: 7139
- MedDRA: -
Samenvatting
Epidemiologie
De geschatte prevalentie van MDS in Europa bedraagt 1/500.000.
Klinische beschrijving
Aanvang van de ziekte komt meestal voor tijdens het eerste of tweede levensdecennium. Myoclonus is doorgaans het eerste symptoom en wordt omschreven als snelle ''bliksemachtige'' stuiptrekkingen die zelden voorkomen bij rust maar meestal worden uitgelokt door complexe motorische handelingen zoals tekenen en schrijven. Deze bewegingen treffen vooral de nek, de armen en de romp maar kunnen in zeldzame gevallen ook waargenomen worden in de benen of het strottenhoofd (larynx). In twee derde van de gevallen wordt dystonie ook ervaren als focale of cervicale dystonie (zie deze termen), die eventueel enkel mild kan optreden en niet verergert gedurende het verloop van de ziekte. Soms werden posturale en andere vormen van tremor gerapporteerd. MDS is vaal geassocieerd met depressie, angst, paniekaanvallen, obsessief-compulsieve gedrags- en persoonlijkheidsstoornissen, en alcoholmisbruik. Geïsoleerde torticollis (draaihals) wordt in uiterst zeldzame gevallen waargenomen.
Etiologie
Het enige gekende oorzakelijke gen voor MDS is het epsilon-sarcoglycan (SGCE) gen (7q21.3). Dit gen codeert voor een transmembraanproteïne dat deel uitmaakt van het dystrofine-geassocieerde glycoproteïnecomplex in skelet- en hartspieren. Het epsilon-sarcoglycan-proteïne komt ook sterk tot expressie in monoaminerge neuronen, purkinjecellen in de kleine hersenen, de hersenschors en de hippocampus van de hersenen. In één familie met MDS werd een koppeling met chromosoom 18p gerapporteerd (genaamd DYT15), maar het gen werd nog niet geïdentificeerd.
Diagnostische methodes
De diagnose is gebaseerd op de aanwezigheid van karakteristieke klinische symptomen. Beeldvormingsanalyses van de hersenen zijn normaal. Genetisch moleculair testen van SGCE kan de diagnose bevestigen.
Differentiële diagnose
Differentiële diagnoses omvatten cervicale dystonie, doparesponsieve dystonie, Tourettesyndroom, familiale corticale myoclonus, ziekte van Wilson, spinocerebellaire ataxie type 3 (SCA3) en type 14 (SCA14), ataxie met vitamine E-deficiëntie, genetische aandoeningen met myoclonus als voornaamste component (e.g. ziekte van Unverricht-Lundborg, ziekte van Lafora) (zie deze termen) en andere secundaire vormen van dystonie.
Antenatale diagnose
Prenataal testen is mogelijk voor families waarbij een oorzakelijke mutatie voor de ziekte werd geïdentificeerd.
Genetisch advies
MDS wordt overgeërfd op een autosomaal dominante manier. Het gen SGCE is echter maternaal ingeprent waardoor een patiënt die de mutatie van de moeder erft in de meeste gevallen (95%) gezond blijft en enkel diegenen die de mutatie van de vader erven MDS zullen ontwikkelen. De novo mutaties komen ook voor. Erfelijkheidsadvies wordt aangeraden voor patiënten met een gekende mutatie.
Beheer en behandeling
De behandeling wordt afgestemd op de individuele patiënt, afhankelijk van de symptomen die de patiënt vertoont. Benzodiazepinen (clonazepam) en anti-epileptica (valproïnezuur, levetiracetam) zijn effectief tegen myoclonus en tremor, maar patiënten dienen van nabij opgevolgd te worden. Regelmatig kan ook alcohol de symptomen tijdelijk verbeteren, maar langdurig gebruik wordt niet aangeraden. Injecties met botulinetoxine kan focale en cervicale dystonie verlichten. In gevallen waar deze behandelingen niet succesvol of ontoereikend bleken, toonden bilaterale diepe hersenstimulaties (DBS) van de interne globus pallidus (Gpi) en de nucleus ventralis intermedius (VIM) van de thalamus positieve resultaten voor het blijvend verhelpen van zowel myoclonus als dystonie. Gpi-stimulatie is vaak voldoende om MDS te behandelen, en is te verkiezen boven VIM-stimulatie, die doorgaans weinig effect heeft op dystonie. In selectieve gevallen kan ook een gefaseerde chirurgische procedure met viervoudige stimulatie (VIM en Gpi) overwogen worden.
Prognose
Patiënten met MDS hebben een normale levensverwachting, maar de levenskwaliteit kan aanzienlijk aangetast zijn.
Gedetailleerde informatie
Artikel voor experts
- Samenvatting
- Russian (2013, pdf)
- Review artikel
- English (2011)
- Richtlijnen klinische praktijk
- English (2011)
- Clinical genetics review
- English (2020)
Aanvullende informatie