Zoek een zeldzame ziekte
Andere zoekoptie(s)
Congenitale hypothyreoïdie
Definitie ziekte
Congenitale hypothyreoïdie (CH) wordt gedefinieerd als een deficiëntie van schildklierhormoon die aanwezig is vanaf de geboorte.
ORPHA:442
Classification level: Groep van aandoeningen- Synoniem(en): -
- Prevalentie: 1-5 / 10 000
- Erfelijkheid: Autosomaal recessief
- Leeftijd bij eerste symptomen: Neonataal, Antenataal
- ICD 10: -
- OMIM-nummer: -
- UMLS: C0010308
- MeSH: D003409
- GARD: 1487
- MedDRA: 10010510
Samenvatting
Epidemiologie
De aandoening komt voor bij ongeveer 1/2.000 tot 1/4.000 neonaten, en komt vaker oor bij Aziatische, Inheems-Amerikaanse, en Latijns-Amerikaanse zuigelingen.
Klinische beschrijving
De klinische manifestaties zijn vaak subtiel of niet aanwezig bij de geboorte, mogelijk als gevolg van transplacentale passage van wat maternaal schildklierhormoon en het feit dat vele zuigelingen zelf wat schildklierhormoon produceren. Specifiekere symptomen ontwikkelen vaak pas enkele maanden na de geboorte. Gangbare klinische kenmerken zijn onder meer verminderde activiteit en meer slapen, voedingsproblemen en constipatie, langdurige geelzucht, myxoedemateus aangezicht, grote fontanellen (voornamelijk posterieur), macroglossie, abdominale distensie met navelbreuk, en hypotonie. Trage lineaire groei en ontwikkelingsachterstand worden meestal merkbaar tegen de leeftijd van 4-6 maanden. Zonder behandeling leidt CH tot ernstige intellectuele achterstand en kleine gestalte.
Etiologie
CH kan onderverdeeld worden in permanente (met primaire, secundaire of perifere oorzaken) of voorbijgaande vormen. Oorzaken van primaire CH zijn onder meer dysgenesie van schildklier (85% van de gevallen) en aangeboren defecten van de biosynthese van schildklierhormoon (dyshormonogenese, 10-15% van de gevallen). In de overgrote meerderheid van de gevallen blijft de oorzaak van dysgenesie van de schildklier onbekend. Secundaire of centrale CH is het gevolg van deficiëntie van thyreoïdstimulerend hormoon (TSH), en is meestal geassocieerd met congenitaal hypopituïtarisme. Perifere CH wordt veroorzaakt door defecten van het transport, het metabolisme of de werking van schildklierhormoon, zoals bij syndroom van Allan-Herndon-Dudley, of door perifere resistentie tegen schildklierhormoon. CH kan ook voorkomen als onderdeel van een syndroom, bijvoorbeeld bij syndromen van Pendred en Bamforth-Lazarus. Transiënte CH komt het vaakst voor bij vroegtijdig geboren zuigelingen in gebieden met endemische deficiëntie van jodium. In Westerse landen is transiënte hypothyreoïdie eerder geassocieerd met blootstelling aan een overmaat aan jodium, of met maternale antilichamen die de schildklier blokkeren.
Diagnostische methodes
In landen met screeningprogramma's voor neonaten (ofwel eerst thyroxine (T4) gevolgd door TSH ofwel primaire TSH-test) worden zuigelingen gediagnosticeerd na detectie door deze testen van verhoogd TSH-gehalte en laag T4- of vrij T4-gehalte in serum. Andere diagnostische testen (opname van radionucliden door de schildklier en scan, echografie van schildklier, of bepaling van thyroglobuline in serum) kunnen helpen bij het vaststellen van de onderliggende etiologie en transiënte en permanent gevallen van elkaar scheiden.
Genetisch advies
Ontdekking van een familiale vorm van CH maakt erfelijkheidsadvies mogelijk. Dysgenesie van schildklier is meestal een sporadische aandoening; dyshormonogenese van schildklier is autosomaal recessief, met een herhalingsrisico van 25%.
Beheer en behandeling
Etiologische diagnose is niet vereist om behandeling met schildklierhormoon te kunnen beginnen. De behandeling bij voorkeur is levothyroxine, met een aangeraden startdosis van 10-15 mcg/kg/dag. Het directe doel van de behandeling is om het T4-gehalte in het serum zo snel mogelijk boven 130 nmol/L (10 ug/dL) te doen stijgen; met deze initiële doses normaliseert TSH in serum meestal binnen 2-4 weken. Regelmatige controle aan de hand van laboratoriumtesten in de zuigelingentijd is essentieel voor een optimaal neurocognitief resultaat. Gehaltes van TSH en T4 of vrij T4 in serum dienen gemeten te worden om de 1-2 maanden tijdens de eerste 6 levensmaanden, om de 3 maanden tussen de leeftijd van 6 maanden en 3 jaar, en 4 weken na elke wijziging van dosering.
Prognose
De prognose is excellent voor zuigelingen bij wie behandeling vroeg werd opgestart; hun IQ is vergelijkbaar met dat van hun broers/zussen of klasgenoten. Het neurocognitieve resultaat kan slechter zijn bij zuigelingen die bij aanvang van de behandeling ouder waren dan 30 dagen, die behandeld werden met lagere doses van l-thyroxine dan momenteel aangeraden, of die lijden aan een ernstigere vorm van hypothyreoïdie.
Gedetailleerde informatie
Artikel voor het grote publiek
Artikel voor experts
- Anesthesierichtlijnen
- Czech (2017)
- English (2017)
- Español (2017)
- Review artikel
- Français (2006, pdf)
- English (2010)
- Richtlijnen klinische praktijk
- English (2021)
- Guidance voor genetische testen
- Français (2016, pdf)
Aanvullende informatie