Zoek een zeldzame ziekte
Andere zoekoptie(s)
Niet-functioneel hypofyseadenoom
Definitie ziekte
Een zeldzame tumor van hypofyse ontstaan uit normale hormoonproducerende cellen van adenohypofyse, gekarakteriseerd door een sellaire of extrasellaire massa die zich manifesteert met klinische verschijnselen secundair aan massa-effect, maar zonder bewijs van hypersecretie van hormoon. Typische manifestaties zijn visuele stoornissen, hoofdpijn, disfunctie van hersenzenuw, en hypopituïtarisme, maar de massa kan ook toevallig ontdekt worden.
ORPHA:91349
Classification level: Aandoening- Synoniem(en):
- NFPA
- Prevalentie: 1-5 / 10 000
- Erfelijkheid: Niet toepasbaar
- Leeftijd bij eerste symptomen: Kindertijd, Puber, Volwassenheid
- ICD 10: D35.2
- OMIM-nummer: -
- UMLS: C0338078
- MeSH: -
- GARD: -
- MedDRA: -
Samenvatting
Epidemiologie
Prevalentie van adenoom van hypofyse in de algemene populatie ligt tussen 1/1.000 en 1/1.300; niet-functioneel hypofyseadenoom (NFPA) vertegenwoordigt hiervan 15-30%. De jaarlijkse incidentie wordt wereldwijd geschat op 1/100.000.
Klinische beschrijving
NFPA wordt het vaakst gediagnosticeerd bij volwassenen van middelbare leeftijd (gemiddelde leeftijd van 50-60 jaar). De meeste NFPA's worden onthuld door massa-effecten op anatomische structuren in de nabijheid van de hypofyse (hoofdpijn, compressie van chiasma opticum) en/of op functie van hypofysehormoon, wat leidt tot hypopituïtarisme. Compressie van hypofysesteel kan ook leiden tot hyperprolactinemie, met amenorroe en galactorroe tot gevolg. Apoplexie van hypofyse kan het presenterende kenmerk van NFPA zijn, met ernstige acute hoofdpijn, meningisme, variabele depressie van sensorium, en visuele stoornissen. Een toenemend aantal hypofysetumoren wordt toevallig gedetecteerd bij computertomografie (CT) of beeldvorming met magnetische resonantie (MRI) van hersenen die uitgevoerd worden voor ongerelateerde redenen. In zeer zeldzame gevallen kan hypersecretie van gonadotropine gonaden stimuleren: bij mannen werd macro-orchidie gerapporteerd, en bij premenopauzale vrouwen met FSH (follikelstimulerend hormoon)-secreterende tumor werd een syndroom van ovariële hyperstimulatie gerapporteerd.
Etiologie
Het merendeel van de NFPA's zijn sporadisch. Het gen voor arylkoolwaterstofreceptor-interagerend proteïne, AIP (11q13.3), werd geïdentificeerd als susceptibiliteitsfactor, vooral in gevallen van familiaal geïsoleerd hypofyseadenoom (FIPA) of wanneer NFPA aanvangt in de kindertijd of adolescentie. NFPA kan ook deel uitmaken van een syndroom van multipele endocriene neoplasie, zoals MEN1 (gen MEN1, 11q13).
Diagnostische methodes
Inschatting van volume en extensie van de tumor is gebaseerd op beeldvormingsstudies (MRI). Potentiële visuele problemen gerelateerd aan compressie van optische banen worden gediagnosticeerd aan de hand van evaluatie van gezichtsscherpte, visuele velden en, occasioneel, optische coherentietomografie (OCT). Hypopituïtarisme wordt gediagnosticeerd door meting van verschillende hypofysehormonen en hormonen van doelklieren (cortisol, schildklierhormoon, etc.). Dynamische testen kunnen noodzakelijk zijn, vooral voor evaluatie van de corticotrope as. Hyperprolactinemie kan aangetroffen worden, gerelateerd aan compressie van hypofysesteel en ontremming van dopaminerge tonus die normaal inwerkt op lactotrope cellen van hypofyse. Gehaltes van gonadotropinen, vooral FSH, in serum kunnen verhoogd zijn, wat pleit voor de gonadotrope aard van NFPA.
Differentiële diagnose
In geval van hyperprolactinemie liggen gehaltes van prolactine (PRL) in serum altijd onder 150-200 ng/ml bij patiënten met NFPA. Dit laat toe het onderscheid te maken met macroprolactinoom, dat steeds geassocieerd is met vee hogere PRL-gehaltes, proportioneel met de omvang van de tumor. Overige differentiële diagnoses zijn onder meer andere tumoren van sellaire regio (meningeoom, craniofaryngioom, metastase, etc.) en inflammatoire processen (hypofysitis, sarcoïdose, histiocytose).
Beheer en behandeling
Behandeling is gericht op correctie (of preventie) van compressie van de tumor door excisie van de laesie die de ziekte veroorzaakt. Transsfenoïdale chirurgie is vaak de eerstelijnsbehandeling. Indien het restant van een tumor standhoudt (een vaak voorkomende situatie bij patiënten met grote en vaak invasieve adenomen), krijgt waakzaam afwachten de voorkeur op routineuze radiotherapie zolang de tumorrest niet groeit. NFPA kan soms terugkeren, zelfs na volledige excisie. Postoperatieve bestraling wordt enkel overwogen in geval van groei van residuele tumor of recidief. NFPA dat toevallig ontdekt wordt vereist mogelijk een andere benadering, vooral wanneer het gaat om kleine adenomen en/of adenomen die ver verwijderd zijn van optische banen. Indien hypopituïtarisme aanhoudt, wordt adequate hormonale substitutie geïndiceerd.
Prognose
Er wordt een kleine overmaat aan mortaliteit gerapporteerd bij vrouwen en bij patiënten die op jonge leeftijd gediagnosticeerd worden.
Aanvullende informatie